Smelt eerst het ganzenvet en laat het trekken met takjes tijm.
Snijd met een mandoline de vastkokende aardappelen in plakken van 3 mm dik en steek ze uit met een uitsteekring. Gebruik de afsnijdsels voor een puree of gratin. Leg de schijfjes in water.
Spoel ze tot het water helder is en giet ze daarna af.
Breng een grote pot water aan de kook en breng op smaak met zout.
Kook de aardappelplakjes beetgaar. Let op: dit gaat snel. Ca. 4 min volstaan!
Schep de aardappelen uit het water met een schuimspaan en leg ze op een doek. Koel de aardappelen zo snel mogelijk terug af in de koelkast.
Meng de aardappelplakjes dan met het gesmolten ganzenvet en laat ze een uurtje trekken.
Maak hierna stapeltjes en druk deze goed aan zodat er geen lucht meer tussen de schijfjes zit.
Leg de stapeltje dan in metalen vormpjes.
Zeef hierna het ganzenvet en smelt het weer.
Vul de vormpje dan met het ganzenvet tot de schijfjes onderstaan en laat het ganzenvet dan weer opstijven in de koelkast.
Plaats de vormpjes hierna in een pan en vul deze tot 1 cm van de rand van de vormpjes met neutrale olie.
Verwarm de olie dan op hoog vuur tot het ganzenvet flink begint te borrelen.
Verwarm ondertussen wat ganzenvet en vul de vormpjes terug bij wanneer het vet verdampt.
Wanneer de aardappelen goudbruin zijn, giet je de vormpjes af en keer je ze om. Voorzichtig: het vet is heel heet. Verwijder nu het vormpje. Breng op smaak met grof zout.